Waar rook is, is bewijs — maar niet per se hinder.

In verkeerszaken draait het vaak om een scherp onderscheid: wat is daadwerkelijk waargenomen en wat is nadien geconcludeerd? Volgens artikel 62, eerste lid, van de Wegverkeerswet hebben processen-verbaal die zijn opgesteld door door de Koning aangewezen toezichthouders een bijzondere bewijswaarde. Dat betekent dat zintuiglijke vaststellingen van de verbalisant — wat hij of zij zelf heeft gezien, gehoord, geroken of gevoeld op het moment van de feiten of kort daarna — als bewezen gelden, totdat het tegendeel wordt aangetoond. Die regel is krachtig, maar niet onbegrensd.

Cruciaal is dat de bijzondere bewijswaarde alleen geldt voor de directe, zintuiglijke vaststelling en niet voor latere gevolgtrekkingen. Een agent die noteert dat er een “enorme rookontwikkeling” uit een voertuig komt, geniet met die waarneming de bescherming van artikel 62. Maar zodra daaruit wordt afgeleid dat de rook het verkeer hinderde of onveilig maakte in de zin van artikel 7.3 van het Wegverkeersreglement, spreken we niet langer over een vaststelling maar over een interpretatie. En interpretaties hebben die bijzondere bewijswaarde niet (Cass. 23 september 2025, RW 2025-2026, 261). Voor hinder of gevaar is dus een afzonderlijke onderbouwing nodig, gebaseerd op concrete omstandigheden zoals zichtbeperking, verkeersstromen, reacties van andere weggebruikers of andere objectieve gegevens.

Voor verdachten en raadslieden biedt dit een heldere strategie. Erken wat werkelijk is waargenomen wanneer dat niet te weerleggen is, maar toets vervolgens streng of de kwalificatie van hinder of onveiligheid zelfstandig wordt gedragen door het dossier. Vraag om precisie: hoe ver reikte het zicht, welke verkeerssituatie speelde, welke impact was er op andere bestuurders, zijn er metingen, beelden of andere betrouwbare bronnen? Waar het tegenbewijs tegen zintuiglijke waarnemingen een hoge drempel kent, geldt voor gevolgtrekkingen de gewone bewijsleer: zonder concrete, verifieerbare ondersteuning is er geen automatische sprong van rook naar hinder.

Deze nuance is meer dan semantiek; ze bepaalt de uitkomst van veel verkeersdossiers. Waar rook is, kan bewijs zijn — maar hinder of gevaar vergt méér dan een pluim. Wie het verschil bewaakt tussen zien en menen, bewaakt de grenzen van eerlijke bewijsvoering in het wegverkeer. Dat is niet alleen juridisch correct, maar ook essentieel voor een effectieve verdediging (en een voorspelbare handhaving).

Zie: Cass. 23 september 2025, RW 2025-2026, 261, met noot.

Naar analogie: Cass. 7 februari 2023, P.22.1400.N, RW 2023-24, 509, met noot (met betrekking tot vaststellingen in verband met het rijden met een onaangepaste snelheid en het in gevaar brengen van voetgangers).

Geef een reactie

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Advocaat Bart Bleyaert
Scroll naar boven
1