Veel kinderen worden tegenwoordig niet meer alleen opgevoed door hun ouder(s), maar ook door een plusouder (of “stiefouder”). Deze personen, verruimd met andere volwassenen met wie het kind een gezin vormt en die worden aangeduid als ‘zorgouders’, kunnen geen ouderlijk gezag uitoefenen en kunnen hun “plus-“kinderen amper tot niet op een gelijke voet behandelen met de eigen biologische kinderen. Dr. Ulrike CELURUS (verbonden aan de Universiteit Hasselt) schreef reeds in 2019 een boek over het statuut voor de zorgouder in het licht van de grondrechtenbescherming. Vier jaar later stelt het Hof vast dat dergelijk statuut nog steeds uitblijft en dat een juridische verankering nog steeds “slechts” moet gezocht worden in een gewone adoptie, vaak na meerderjarigheid.
In haar arrest van 25.05.2023 (nr. 2023/083) waarin het gebrek aan mogelijkheid tot een tweede stiefouderadoptie langs de andere zijde ongrondwettig werd bevonden, stelt het Hof:
Aangezien de wetgever tot op heden geen statuut of rechtsfiguur heeft ingevoerd waardoor een stiefouder een eigen band met het kind van zijn echtgenoot tot stand kan brengen, biedt het instituut van de gewone adoptie de mogelijkheid voor de stiefouder om een aanvullende afstammingsband ten aanzien van het meerderjarige kind van zijn (al dan niet vooroverleden) echtgenoot tot stand te laten komen zonder afbreuk te doen aan de bestaande afstamming tussen dat kind en diens andere ouder. Een stiefouderadoptie wordt overigens door de wetgever gefaciliteerd, in zoverre voor die situatie is voorzien in een versoepeling van de leeftijdsvereiste voor de adoptant (minimum achttien jaar in plaats van vijfentwintig jaar) en een versoepeling van de vereiste inzake het leeftijdsverschil tussen de adoptant en de geadopteerde (minimum tien jaar in plaats van vijftien jaar) (artikel 345, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek). Een stiefouderadoptie dient voor het overige te voldoen aan de algemene voorwaarden voor een adoptie, zoals het voorhanden zijn van wettige redenen (artikel 344-1 van het oud Burgerlijk Wetboek). Die vereiste houdt in « dat de voorgenomen adoptie niet strijdig mag zijn met de openbare orde noch met andere wettelijke bepalingen van dwingend recht en dat zij niet mag worden afgewend van haar eigenlijke doelstelling » (Cass. 14 januari 2013, C.11.0454.N, ECLI:BE:CASS:2013:ARR.20130114.9). Het Hof van Cassatie oordeelt inzake die voorwaarde, in het kader van een stiefouderadoptie van een meerderjarige, dat het feit dat de biologische ouder steeds zijn ouderlijke verplichtingen is nagekomen en hij als ouder geen zwaarwichtige fouten heeft begaan, niet verhindert dat de gewone stiefouderadoptie op wettige redenen kan steunen (ibid.). Voorts oordeelt de rechtbank op grond van artikel 1231-13, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek onaantastbaar of de nadelen die de andere bij de adoptie betrokken personen zouden ondervinden, opwegen tegen de voordelen voor de adoptant en de geadopteerde (ibid.).
(…) In zoverre artikel 347-1 van het oud Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 353-18, eerste lid, eerste zin, van hetzelfde Wetboek, het aldus onmogelijk maakt dat een meerderjarige persoon die reeds gewoon geadopteerd werd door een stiefouder, eveneens gewoon geadopteerd wordt door zijn stiefouder in de andere ouderlijke lijn, verhindert zij dat aan de duurzame feitelijke ouder-kindrelatie die in voorkomend geval bestaat tussen die persoon en zijn stiefouder, gevolgen worden verbonden die de verbintenissen die die stiefouder bereid is aan te gaan ten aanzien zijn stiefkind, juridisch verankeren, en dit zolang de wetgever niet voorziet in andere procedures.”
Het is misschien een nieuwe aanzet om het statuut voor de zorgouder juridisch te verankeren en mogelijkheden te creëren om zorgouders en zorgkinderen juridisch eenzelfde gelijke ondersteuning te bieden.