Middels arrest van het Hof van Cassatie dd. 09.01.2024 (P.23.1375.N) lijkt het Hof van Cassatie de principes van artikel 42 Wegverkeerswet enigszins te hebben aangescherpt. De rijongeschiktheid dient effectief te worden vastgesteld.
Artikel 42, eerste lid, Wegverkeerswet bepaalt dat wanneer naar aanleiding van een veroordeling of opschorting van straf of internering wegens overtreding van de politie over het wegverkeer of wegens een verkeersongeval te wijten aan het persoonlijk toedoen van de dader en de schuldige lichamelijk of geestelijk ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorvoertuig, het verval van het recht tot sturen moet worden uitgesproken.
Het uitspreken van deze beveiligingsmaatregel vereist de vaststelling dat de betrokkene lichamelijk of geestelijk ongeschikt is tot het besturen van een motorvoertuig, alsook de grond voor die beslissing.
De rechter oordeelt onaantastbaar of die lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid vaststaat op het ogenblik van zijn beslissing. Hij kan voor dat oordeel steunen op de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de betrokkene tegenspraak heeft kunnen voeren. Deze vaststelling kan niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat er geen stukken worden neergelegd die aantonen dat hij wel lichamelijk of geestelijk geschikt is om een motorvoertuig te besturen.
Voorts stelt het Hof van Cassatie dat op basis van het strafregister van de betrokkene, waaruit blijkt dat hij weliswaar op een relatief korte tijdspanne tal van veroordelingen opliep voor verkeersinbreuken, waaronder meermaals voor het sturen spijts verval en zonder rijbewijs en spijts het hem eerder opgelegde onderzoek, de eerste rechter bij herhaling van deze inbreuken niet wettig kan afleiden dat de betrokkene lichamelijk of psychisch ongeschikt is om een motorvoertuig te besturen en aldus op grond daarvan niet wettig de door artikel 42 Wegverkeerswet bedoelde beveiligingsmaatregel kan uitspreken.