Op 25 januari 2017 oordeelde het Grondwettelijk Hof (nr. 2017/006) dat art. 21bis Sv. het gelijkheidsbeginsel schendt in zoverre het niet voorziet in een beroepsmogelijkheid bij een rechter tegen de weigering van het Openbaar Ministerie om een verdachte inzage te verlenen in het strafdossier tijdens een opsporingsonderzoek.
Daardoor hebben verdachten voortaan, ook in de fase van het opsporingsonderzoek, het recht om hoger beroep in te stellen tegen een weigering tot inzage.
Een belangrijke overweging voor het Hof was dat het opsporingsonderzoek in zeer veel gevallen het enige voorbereidende onderzoek is, bijvoorbeeld bij de (recent nog uitgebreide) mini-instructie of wanneer de verdachte rechtstreeks gedagvaard wordt voor de vonnisrechter, zoals vaak gebeurt.
Het Hof besloot niet alleen dat de wetgever in een rechtsmiddel moet voorzien, maar stelde bovendien dat het, in afwachting van wetgevend optreden, de verwijzende rechter toekomt om een einde te maken aan de schending door art. 61ter Sv. bij analogie toe te passen.