Het Hof van Cassatie oordeelde bij arrest van 5 december 2017 dat krachtens artikel 162bis van het Wetboek van Strafvordering de burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard en die in het ongelijk wordt gesteld, jegens de beklaagde wordt veroordeeld tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding, bedoeld in artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek.
Deze bepaling laat echter niet toe dat de rechtsplegingsvergoeding ten laste wordt gelegd van de burgerlijke partij die optreedt tegen de personen tegen wie de vervolgingen door het openbaar ministerie zijn ingesteld. Evenmin kunnen de rechtsplegingsvergoedingen in dat voorkomend geval tussen de burgerlijke partij, enerzijds, en de beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij, anderzijds, worden omgeslagen. Dit geldt ook in geval van verdeling van aansprakelijkheid.
(Cass. 5 december 2017, P.17.0173.N, www.cass.be)