Bij arrest van 12 december 2017 verduidelijkte het Hof van Cassatie dat de verplichting om een proces-verbaal van overtreding tijdig toe te zenden aan de overtreder (d.i. binnen de veertien dagen te rekenen vanaf de datum van de vaststelling van het misdrijf) tot doel heeft deze overtreder in staat te stellen het tegenbewijs te leveren van de vaststellingen die een bijzondere bewijswaarde hebben.
Bij afwezigheid van een tijdige toezending van het proces-verbaal van overtreding aan de overtreder verliest dit proces-verbaal zijn bijzondere bewijswaarde, doch blijven de erin vervatte vaststellingen evenwel gelden als eenvoudige inlichtingen waarvan de rechter de bewijswaarde onaantastbaar beoordeelt.
Het Hof verduidelijkt dat met een laattijdige toezending aan de overtreder moet worden gelijkgesteld “de toezending van het proces-verbaal van overtreding aan een ander adres dan de woonplaats van de overtreder op het ogenblik van de toezending, tenzij die laattijdige toezending een gevolg zou zijn van de nalatigheid van de overtreder zelf”.
Het feit dat het bestreden vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent, zetelend in graad van hoger beroep ten aanzien van de Politierechtbank, het vermoeden van schuld mede steunde op het vermoeden van toerekenbaarheid aan de titularis van de nummerplaat, wordt niet naar recht verantwoord voor zover het aanvankelijk proces-verbaal en alle daaropvolgende communicatie naar een oud adres van de overtreder verstuurd werden.
Impliciet lijkt het Hof hiermee aan te nemen dat een wijziging in de gegevens van het rijksregister “krachtens de regelgeving” (art. 14 Wet 19.05.2010 juncto art. 10 K.B. 08.07.2013) onmiddellijk moet worden verwerkt in de Kruispuntbank der Voertuigen zonder dat dit enige bijkomende actie vereist van de betrokkene ten aanzien van de Dienst Inschrijvingen Voertuigen en/of de Kruispuntbank Voertuigen.
Cass. 12 december 2017, P.17.0888.N, www.cass.be