Sinds 1 oktober 2010 bestaat de wettelijke mogelijkheid om personen die positief resulteren ingevolge een speekseltest aan een ademanalyse te onderwerpen. Tot nu kan dit echter niet, ingevolge het uitblijven van de nodige uitvoeringsbesluiten. Deze Koninklijke Besluiten werden op 28 maart 2019 echter (eindelijk) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Vanaf 1 april 2019 kan de bloedproef na een positieve speekseltest dus ook effectief vervangen worden door een speekselanalyse. Blijkbaar zal het ‘Drug Intercept i2’ speekselafnameapparaat van OraSure Technologies daartoe worden gehanteerd, een klein instrument waarmee een speekselstaal wordt afgenomen dat later geanalyseerd kan worden door een daartoe erkend laboratorium. Deze praktische mogelijkheid komt er dus acht en een half jaar na het wettelijk kader.
De wet van 31 juli 2009, die in werking trad op 1 oktober 2010, stelde immers reeds jaren lang een “eenvoudige” procedure voorop om tot een geldig resultaat inzake vaststellingen drugs in het verkeer te komen: eerst is er de gestandaardiseerde checklist, dan de speekseltest, daarna de speekselanalyse en indien nodig, alsnog een bloedproef. Maar bij gebreke aan uitvoeringsbesluiten omtrent de speekselanalyse, werd na een positieve speekseltest dus nog steeds een bloedproef afgenomen.
Diverse advocaten poogden daaruit een procedureel element te ontwikkelen om te stellen dat de rechten van verdediging zouden zijn geschonden of de bewijswaarde van het resultaat zou zijn aangetast. Het Hof van Cassatie spong echter in minstens twee arresten in de bres voor het uitblijven van een snelle wetgevende tussenkomst. Het Hof oordeelde immers dat “het feit dat een speekselanalyse niet tot een geldig resultaat kan leiden bij gebrek aan erkende controlelaboratoria, kan worden beschouwd als een onmogelijkheid om een speekselanalyse uit te voeren” zodat naar de ‘oude’ bloedproef mocht worden overgeschakeld (Cass. 24 september 2013, P.13.0928.N, www.cass.be; Cass. 20 mei 2014, P.13.1776.N, www.cass.be).
De specifieke regels met betrekking tot de afname van een bloed, de behandelingswijze voor en tijdens de analyse alsook de kennisgeving van de resultaten en de bewaring van het eventuele residu, werden dan maar geactualiseerd, met het Druguitvoeringsbesluit (Koninklijk Besluit van 27 november 2015) tot gevolg.
Al blijkt dit druguitvoeringsbesluit in de praktijk vaak meerdere dode passages te bevatten, nu de verdediging in de praktijk vaak onmogelijk kan aantonen dat – bijvoorbeeld – een bloedstaal niet correct (koel) werd bewaard, de benodigde vordering niet tijdig werd opgemaakt of de analyse niet tijdig of op een wetenschappelijk verantwoorde wijze werd uitgevoerd. Bovendien moeten eventuele vaststelbare inbreuken dan ook nog eens getoetst worden aan de Antigooncriteria van artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering én oordeelt de gevatte bodemrechter “vrij en mitsdien onaantastbaar” over de vraag of de inbreuk werd begaan en aldus de wettelijk bepaalde cut off-gehaltes werden overschreden en in aanmerking kunnen worden genomen (vgl. Cass. 30 september 2014, P.13.0294.N, www.cass.be).
Al blijft één zekerheid overeind: het aantal gevallen van vaststellingen inzake drugs in het verkeer blijft stijgen en de impact, onder meer van de strafrechtelijke gevolgen die men riskeert, wordt nog al te vaak onderschat.