Bij arrest van het Hof van Cassatie dd. 28 mei 2019 (nr. P.19.0121.N, www.cass.be) heeft het Hof van Cassatie een belangrijk oordeel geveld met betrekking tot het bewijs van lichamelijke of psychologische ongeschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig.
In het arrest wordt geoordeeld dat artikel 42 Wegverkeerswet of enig uitvoeringsbesluit een haarstaalanalyse niet uitsluiten als bewijs van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid tot het besturen van een motorvoertuig. Bovendien zijn de bepalingen inzake erkenning van laboratoria niet van toepassing op het onderzoek van een deskundige die een advies dient te verlenen over de eventuele rijgeschiktheid. De haarstaalanalyse mag aldus worden uitgevoerd in een niet-erkend laboratorium (bij gebrek aan duidelijk juridisch kader).
Het vonnis dat oordeelt dat
- de gerechtsdeskundige zijn opdracht naar behoren heeft uitgevoerd en hierbij de argumenten van partijen heeft ontmoet,
- de deskundige grondig alle voorhanden zijnde stukken heeft nagezien,
- in een grondig gemotiveerd verslag een correcte analyse heeft gemaakt,
- zich hierbij in grote mate heeft laten leiden door vaststellingen van een niet-erkend laboratorium, hetgeen zijn beoordeling en besluit echter niet in het gedrang brengt,
- het gebrek aan juridisch kadar voor de analyse van een haarstaal geen afbreuk doet aan de overtuiging van de rechtbank
verantwoordt de beslissing tot rijongeschiktheid volgens het Hof van Cassatie op correcte wijze naar recht.
Nota bene. Ingevolge de wijziging van artikel 42 Wegverkeerswet werd het rijverbod door de Correctionele Rechtbank niet voorgoed uitgesproken, doch wel “voor een duur afhankelijk van het bewijs dat betrokkene niet meer ongeschikt is een motorvoertuig te besturen“.