Artikel 49/1, eerste lid, Wegverkeerswet bestraft hij die, nadat tegen hem een verval van het recht op sturen werd uitgesproken, zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet inlevert binnen de door de Koning bepaalde termijn. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid verzachtende omstandigheden aan te nemen. Het derde lid voorziet in een herhalingsstelsel. Op grond van artikel 38, § 1, 1°, Wegverkeerswet kan voor dit misdrijf een verval van het recht tot sturen worden uitgesproken.
Vóór de invoering van deze strafbepaling kon de niet of laattijdige inlevering van het rijbewijs slechts worden gestraft met een geldboete van 10,00 tot 250,00 euro. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 49/1 Wegverkeerswet volgt dat de wetgever een afzonderlijke strafbaarstelling met beduidend zwaardere straffen noodzakelijk achtte om te vermijden dat na de kennisgeving van het verval van het recht tot sturen verder van het rijbewijs zou worden gebruik gemaakt.
Uit de tekst van artikel 49/1 Wegverkeerswet noch uit de wetsgeschiedenis ervan noch uit de aard van dit misdrijf kan worden afgeleid dat het moreel bestanddeel van dit misdrijf noodzakelijk bestaat in opzet, dit is het wetens en willens aannemen van de strafbare gedraging. Derhalve is het door artikel 49/1 Wegverkeerswet bedoelde misdrijf strafbaar ongeacht of het met opzet dan wel louter door een onachtzaamheid wordt gepleegd.
Middels arrest van 22 februari 2022 stelde het Hof van Cassatie achtte het Hof het noodzakelijk een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof met betrekking tot het door de artikelen 10 en 11 Grondwet gewaarborgde gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
De vraag luidt als volgt:
Schendt artikel 49/1 Wegverkeerswet de artikelen 10 en 11 Grondwet doordat de wetgever niet voorziet in een onderscheid in bestraffing al naargelang de dader dit misdrijf opzettelijk dan wel louter uit onachtzaamheid pleegt?
De vraag rijst dus of het voorzien van een en dezelfde strafmaat, ongeacht het feit of de niet of laattijdige inlevering van het rijbewijs opzettelijk is gebeurd dan wel een louter gevolg is van onachtzaamheid, het gelijkheidsbeginsel niet schendt door personen in een eventueel niet-vergelijkbare toestand op eenzelfde wijze te behandelen.
Een antwoord van het Grondwettelijk Hof valt wellicht pas binnen enkele maanden, zo niet jaren te verwachten.